De Onderzoeksraad voor Veiligheid gaat het vervolgonderzoek naar het treinongeluk van 21 april in Amsterdam concentreren op twee hoofdvragen. Welke maatregelen hebben gefaald waardoor twee passagierstreinen op elkaar konden botsen en hoe zit het met de ‘botsveiligheid’ van treinen?

Bij het ongeluk botsten op het spoor tussen station Amsterdam Centraal en Amsterdam Sloterdijk kwam een vrouw om het leven en raakten ruim honderd passagiers gewond, van wie meer dan veertig zwaargewond.

Veiligheid passagiers en personeel

Direct na het de botsing is de Onderzoeksraad voor Veiligheid al begonnen met een eerste onderzoek. Dat was er vooral op gericht om gegevens te verzamelen. Op basis van de eerste analyse heeft de raad besloten om na te gaan welke maatregelen zijn genomen om de botsing te voorkomen en verder zal zij onderzoek doen naar de veiligheid van passagiers en personeel bij een botsing.

Een van de machinisten reed vlak voor de botsing door een rood sein. De Onderzoeksraad wil weten hoe het kon dat de machinist een rood sein tegenkwam, of dat sein wel goed zichtbaar was en waarom de trein daarna niet door de machinist of het treinbeveiligingssysteem is stilgezet.

Nieuwe en oude trein

Daarnaast kijkt de Onderzoeksraad nog eens goed naar de veiligheid van het materieel op basis van informatie van reizigers en het beschikbare beeldmateriaal. Uitgangspunt is dat inzittenden bij een treinbotsing zo min mogelijk letsel oplopen. De raad kijkt ook of er verschillen zijn in veiligheid tussen beide treinen die met elkaar in botsing kwamen. De ene trein was relatief nieuw, de andere zo’n twintig jaar oud.

De rapporten van de twee deelonderzoeken moeten nog dit najaar verschijnen. Ook de Inspectie Leefomgeving en Transport doet onderzoek naar de botsing. Een gezamenlijke taskforce van NS, ProRail, goederenvervoerders en regionale vervoerders die ingesteld is na het ongeluk, komt nog voor de zomer met maatregelen om de veiligheid op het spoor te verbeteren. Ook moet de taskforce toezien op naleving van het Verbeterplan waar minister Schultz van Haegen (Infrastructuur en Milieu) direct na het ongeluk om had gevraagd.